Praten over geuren kun je leren?!
Fabiënne van den Hurk
In Nederland zijn er zo'n 250.000 - 300.000 mensen met een reuk- en/of smaakstoornis. Na de uitbraak van Covid-19 is dit aantal flink gestegen. Soms is reuk- of smaakverlies tijdelijk, maar in sommige gevallen is het blijvend, wat vervelende gevolgen kan hebben.
Mensen met een reuk- of smaakstoornis ervaren problemen waar we als buitenstaander niet zo snel bij stil staan. Eten en drinken wordt lastig, omdat niks meer smaakt, mensen ruiken zichzelf niet meer, wat ze onzeker maakt of ze zijn bang in hun eigen huis, omdat hun eigen lichaam zich niet meer waarschuwt voor eventuele gevaren als brand of gas. Maar ook het maken van herinneringen of sociale communicatie worden lastiger zonder geur of smaak. Stel je voor dat je je pas geboren baby niet meer ruikt of je partner opeens heel erg stinkt. Dit heeft veel impact op de mentale gezondheid van een persoon en dat is iets waar we niet bij stil staan.
Het is dus belangrijk dat we over deze problematiek praten, maar hoe kunnen we over iets praten als we hier niet de juiste woorden voor hebben?
In Westerse landen kennen we geen abstracte woorden voor geuren zoals we dat bijvoorbeeld wel voor kleuren kennen. Een brandweerauto en een tomaat zijn allebei rood, terwijl er verder geen overeenkomsten zijn. Maar hoe zit dat met de geur? Een tomaat ruikt naar tomaat, maar waar ruikt tomaat dan precies naar?
In Westerse landen verwijzen we naar de bron van de geur, waardoor we geen eenduidig antwoord hierop hebben. Toch is de mens in staat om woorden voor geuren te leren.
Praten over geuren kun je leren?!
Met dit geurenwoordenboek hebben patiënten met een reuk- smaakstoornis de mogelijkheid om hun problematiek uit te leggen aan de hand van nieuwe woorden, illustraties en situaties waar ze mee te maken krijgen. Hierdoor zal er wellicht meer begrip vanuit de omgeving ontstaan, waardoor de patiënt het probleem beter zal accepteren.